Als ik ergens een Oil & Vinegar winkel tegenkom weet ik dat ik in een provinciestad ben.
Je betaalt voor de fles, het etiket en de winkelinrichting.
Vorige maand was ik in het Zuid-Franse stadje Aix-en-Provence. Daar was geen Oil & Vinegar. Wel bestelden we rond 4 uur, laatste kans, een salade op het terras van een degelijk uitziend café. De ober wilde ons duidelijk entertainen; succes bleef uit. Dus gaf hij twee nieuw gearriveerde blonde stoten een vuurtje met mijn Pierre Cardin aansteker die voor me op tafel lag. Ik trok mijn wenkbrauwen op. De dames vonden het ook vreemd. Toen moest de salade nog komen. Verrassing! Een paar lullige ingrediënten waren op gefrituurd filodeeg gedrapeerd. De olie en azijn werden geserveerd in sprayvorm, in strakke flacons waarin je een Italiaans eau de toilet zou vermoeden. We sprayden en bleven sprayen, maar er kwam bijna niets uit! Eigenlijk begonnen we deze bar steeds vreemder te vinden. Wegwezen. Daar was de kathedraal. Even binnen kijken. Een kakofonie aan bouwstijlen en schilderingen die bepaald detoneerden. Waarmee eigenlijk? Want zo’n altaar als in die kathedraal, nee, dat hadden we nog nooit gezien. Een swingende organische krul, afgezet met bladgoud. Hier had een creatieve kunstenaar heel erg zijn best op gedaan.
Vorige week in Nijmegen kwamen de frieten bij onze biefstuk in een porseleinen puntzak. In een standaard, zoals vroeger in het frietkot. De entourage maakte mijn frietervaring niet rijker.
Genoeg is genoeg. More is nogal eens less. En vaak een kramp van onzekerheid.