Grootstedelijke genoegens

Zaterdag had ik me weer eens geïnstalleerd op het van drie zijden verwarmde terras van Hotel Métropole aan de Place de Brouckère in Brussel. Een hotel met een glorieus verleden; zo herinnert een immense foto in de lobby aan een diner dat er in 1911 plaatsvond met een groot aantal Nobelprijswinnaars, onder wie Einstein, Planck en Curie.

Zoals wel vaker dronk ik een Italiano, de cocktail van het huis: een stevig goedje met veel Martini en een vleugje gin, als je het mij vraagt. Hij lijkt een beetje op de aperitief Meson die je in Liguria in Italïe drinkt. Om me heen keuvelende Brusselse mevrouwen op leeftijd uit gegoede kringen, die weer doen denken aan de dames die in oorden als Bordighera en San Remo hun laatste ledige dagen slijten. Steeds weer raak ik geïmponeerd door kleding, make up, brillen en vooral de extravagante haardracht van de vrouwtjes van Métropole. Bellissimo!

Deze keer was ik de gelukkige getuige van de entree van ongetwijfeld een van de koninginnen van Métropole. Geflankeerd door een mannetje in een camel jas en met een dun snorretje schreed ze langs de stoelen van het terras, knikjes en korte begroetingen uitdelend aan de zittende gasten. Ze droeg een gigantische spierwitte mantel afgezet met zwart bont. Aangezette ogen, roze lipstick, enorme hangers hingen aan haar oren. En dan de nagels, subliem! Vals en lang en wit, spierwit als de mantel. Haar kapsel was een pronkstuk, de ware finishing touch. Een toren van een centimeter of veertig, samen komend in een perfecte wrong aan de voorkant van het hoofd.

Een licht gemurmel ging door het publiek toen de diva naar binnen zeilde. Ik beleefde een groots moment. In Brussel weet men nog wat onderscheidend vermogen is. Vive la différence!

 Terug naar Spielerei